Uit oude clubbladen (2)

In 1986 klopte een groep vrienden (onder wie René ten Bos, de latere filosofiehoogleraar en Denker des Vaderlands) aan bij UVS met het verzoek als UVS-team mee te mogen doen aan de OSBO-competitie – in deze tijd speelde UVS nog niet in de KNSB. Ze werden als UVS 6 toegevoegd aan de vierde klasse en werden prompt kampioen. Het seizoen daarop deden ze als UVS 5 hetzelfde in de derde klasse. Hier een van de typische verslagen van teamleider Michael Termeer.

Uit: De MeesterZ 1987/88, nr. 3, p. 11-13

RUUD VAN DER SPOEL KAN BETER GAAN DAMMEN

Heeft u onlangs op een clubavond voor de interne moeten spelen tegen een arrogant balletje? Zo een die de godganse avond hooghartig door het zaaltje paradeert, cynische blikken werpend op de stellingen rond hem heen? Die naar het hem uitkomt aan het bord verschijnt en nonchalant al staande zijn zetten uitvoert? Die u continu het gevoel geeft, dat u met uw armzalig geschuif een aanslag doet op zijn kostbare tijd? Wiens gedrag u zó irriteert, dat u de meest vreselijke blunders begaat, waarna hij u in de analyse vanaf de eerste zet schaakles geeft? Dan heeft u waarschijnlijk de pech gehad om een lid van het vijfde team te treffen.
Een excuus wil ik niet maken, maar een verklaring lijkt me wel op z’n plaats. Kijk, gewoonlijk zijn we heel aardige jongens. Correct en beleefd. Bescheiden en uiterst sportief. Maar we hebben een zware tijd achter de rug. Nadat we vorig seizoen kampioen waren geworden in de vierde klasse, hadden we met veel bravoure aangekondigd dat we ook in de derde klasse de hoogste positie zouden opeisen. Er werd toen links en rechts wat gelachen, we kregen een vaderlijk schouderklopje, maar men zag ze denken: die jongens knallen met hun kop tegen de muur. En rond de jaarwisseling kwam het erop aan. De Scylla en Charybdis in onze poule, Dodewaard 2 en ASV 6, maakten achter elkaar hun opwachting met de intentie onze grote woorden met de grond gelijk te maken en ons als een stelletje blaaskaken in de hoek te zetten. Als halfgoden dreunde Dodewaard de arena binnen en we schrompelden al weg onder hun blikken. Niet lang daarna volgden de tot de tanden bewapende ridders van ASV 6 met bloedige trofeeën in hun ransel en-zij wierpen dikke schaduwen over onze lijkbleke gezichten. Maar na van de eerste schrik bekomen te zijn, vochten we tot tweemaal toe als leeuwen en behaalden we twee glorieuze overwinningen. Niets staat het kampioenschap nog in de weg! We zijn de bestel Er restten ons slechts drie eenvoudige partijtjes in de provincie! Wie doet ons nog wat? Zelfs die zielige houtjesschuivers van ons eerste team blazen we van het bord! Dus… eh.. mogen we even?

De eerlijkheid gebiedt ons te zeggen, dat we beide keren met de staart tussen de benen en de hakken over de sloot weggekomen zijn (telkens met 4½ bord-punt). En ook niet nadat eerst enkele loodzware hangpartijen tot winst of remise gebracht moesten worden. De details, ach, die zal ik u besparen. Ten eerste denk ik niet dat u daarin werkelijk geïnteresseerd bent en ten tweede schaakt u niet goed genoeg om ze te kunnen bevatten. Maar staat u mij toe om van de roem van Cees Pols en Paul ten Hacken te zingen! Zij vielen bij ons in voor onze vaste spelers René ten Bos en Frank Jansen, die gelukkig op vakantie waren (dat scheelde weer twee nullen). Pols had al eens eerder een punt voor ons binnen gehaald en voegde daar een tweede aan toe door zijn gerenommeerde tegenstander van het bord te vluggeren. De afgebroken partij leidde hij vervolgens koel en zuiver naar een vlekkeloze winst. Ten Hacken moest ook afbreken en kreeg de taak een moeilijke stelling met een pion minder tot remise voeren. Een ingenieuze verdediging bracht het gewenste resultaat. Wat jammer dat René en Frank weer heelhuids van vakantie teruggekomen zijn!

Hè, vervelend. Nu ik eenmaal namen genoemd heb, moet ik ze allemaal wel vermelden, want men leest zijn eigen naam nu eenmaal graag. Vooruit dan. Ruud van de Plassche haalde met zijn Lets gambiet twee slappe punten binnen. Jos op de Woerd en Loek Bergman deden het iets beter door een flauwe 50% uit hun twee partijen te halen. De grootste prestatie werd geleverd door Roel van Beurden en schrijver dezes, die beiden een keihard half punt overhielden aan de twee ontmoetingen. De grootste schlemiel was evenwel Hans van lersel die tegen Dodewaard zijn tegenstander mat zette (hoe vreselijk vulgair!) en in zijn afgebroken stelling een eenvoudig zetje als “d3” niet eens had gezien en vervolgens toch nog won. Laat mij u er niet van weerhouden om elders in dit blad deze laatste partij na te lezen, want ik heb de ervaring dat dit soort klungelpartijen aan het eind van het jaar op de nominatie staan voor de schoonheidsprijs. Temeer dat het juist deze partij was, die ons het uiteindelijke kampioenschap zal brengen.
Zo, iedereen genoemd, allemaal tevreden.

Michael Termeer

P.S. Ach ja, Ruud van der Spoel*. Die boog zich op een van de avonden ook eens over een van onze afgebroken stellingen. Met de eerste de beste zet die hij voorstelde, blunderde hij al meteen het belangrijkste stuk van het bord. Nu was het al bekend dat onze Grote Kampioen (al viel me zijn postuur wat tegen) beter schaakt dan analyseert, maar er zijn grenzen. Moeten we hem eigenlijk nog wel serieus nemen? Geen nood, de aflossing van het gehele eerste team is onderweg! Heren, zoek snel een andere bezigheid voor het te laat is!

P.S. 2 Inmiddels moesten ook Rhenen 1 en Wageningen 5 er aan geloven. De uitslagen 4½-3½ en 6-2 geven een vertekend beeld, daar we over beide wedstrijden ten minste 5 punten gratis en voor niks hebben weggegeven, om onszelf of de tegenstander een reis voor de hervatting van enkele afgebroken partijen te besparen. Ach, zo wierp de adel in de vroege tijden de boeren langs de weg ook wel eens een grijpstuiver toe.


*[Redactie: Ruud van der Spoel was het jaar daarvoor clubkampioen geworden.]

Share

1 reactie

  1. Dennis Breuker schreef:

    Leuk, Jan! Blijven posten hoor!
    En ik heb die Ruud S altijd al een zak hooi gevonden… ;)

Geef een reactie