Uit de oude Nijmeegse schaakdoos (2)

Nijmegen kende midden vorige eeuw al een rijk schaakleven: er was een schaakvereniging, een sociëteit waarin geschaakt kon worden en in 1858 werd in de stad een groot en voor die tijd uniek nationaal schaaktoernooi gehouden. Terug in de tijd: deel 2 uit een feuilleton.

We waren gebleven in 1858, in de toen bijna twintig jaar oude maar inmiddels afgebroken sociëteit Lokaal tot Nut en Genoegen aan de Burchtstraat. Daar werd in augustus van dat jaar een vierdaags schaaktoernooi gehouden, feitelijk het eerste echt landelijke schaaktoernooi van Nederland. In Amsterdam waren eerder in de jaren ’50 van de 19e eeuw schaaktoernooien georganiseerd, maar die hadden veel minder een landelijk karakter. Bovendien is daar niet veel van bewaard gebleven. Nijmegen was in het jaar 1858 nog een kleine en ommuurde vestingstad; alleen poorten gaven over land toegang tot de stad. In het schootsveld buiten de muren mocht niet worden gebouwd, daar stond slechts een aantal verdedigingsforten. Er woonden in Nijmegen dan ook veel militairen. Binnen de wallen van de stad leefden zo’n 21.000 inwoners in 2400 panden. Druk en dichtbevolkt was het er dus wel. Ter gelegenheid van het schaaktoernooi was de stad alom versierd met vlaggen, maar die hingen niet – zo bericht onder andere de Nieuwe Rotterdamse Courant van 25 augustus 1858 – aan de sociëteiten Burgerlust en De Harmonie. Zouden deze jaloers zijn geweest op Lokaal tot Nut en Genoegen?

Het schaaktoernooi was een initiatief van Willem Verbeek uit Wijk bij Duurstede, hoofdredacteur van het schaaktijdschrift Sissa (opgericht in 1847). Verbeek, geboren in 1820, heeft zich als geen ander in Nederland ingezet voor de uniformering van de regels van het schaken in Nederland. In 1848 publiceerde hij ook het Nieuw reglement op het gewoon schaakspelen, een publicatie die in het hele land meer en meer werd gebruikt en nagevolgd. Om deel te nemen aan het toernooi in Nijmegen moest een toegangskaart van ƒ 3,00 worden gekocht, een flink bedrag, drie maal de prijs van een goede avondmaaltijd buiten de deur, in die tijd. Er namen 24 heren uit het hele land aan deel, tien van hen kwamen uit Nijmegen. Wie waren die eerste enthousiaste Nijmeegse schakers en wat weten we over hen?

Opmerkelijk is dat van deze tien Nijmeegse schakers er tenminste drie joods waren: de heren J.S. Praag, A.L. Polak en L.J. Bodding. Daarnaast waren er drie leden van de protestantse elite van Nijmegen, te weten dr. A.W. van Roggen (raadslid en wethouder), F.D. Sneltjes (heel- en verloskundige, later ook raadslid) en J.B.L. Vonk (die eveneens in de Nijmeegse gemeenteraad heeft gezeten). Natuurlijk was de toenmalige voorzitter van Strijdt met Beleid (SMB) van de partij, de gepensioneerde generaal Jan Hulst. Koopman J.Z. Hutschler deed ook mee in het hoofdtoernooi; deze wijnkoper was later tevens president van de ‘Vereniging tot vrijwillige oefening in de wapenhandel’ en ook president en thesaurier van de ‘Bad- en Zweminrichting in de rivier Waal’. En ten slotte twee heren over wie ik zo snel niet veel heb kunnen vinden: F.J. Hekking (waarschijnlijk een katholieke koopman) en dr. C.W. Morell (die woonde in Hees, toen nog buiten de stad).

Architraaf
Van dit lijstje waren wethouder Van Roggen en L.J. Bodding naar alle waarschijnlijkheid de sterkste schakers. Laatstgenoemde was een joodse winkelier, had opmerkelijk genoeg geen stemrecht bij de pas ingevoerde parlementaire verkiezingen omdat hij te weinig verdiende, woonde op de Ganzenheuvel en zat – samen met bovengenoemde J.S. Praag – in de kerkeraad en in het kerk- en armenbestuur van de Israëlitische Gemeente in Nijmegen. In december 1877 was hij 50 jaar lang secretaris van de synagoge van Nijmegen en plaatste hij een dankbetuiging in het Nieuw Israëlitisch Weekblad “aan mijne Vrienden voor de eer hunner felicitatiën en stoffelijk bewijs van belangstelling bij het herinneren aan mijn 50-Jarig Jubileum als secretaris der Nederlandsche Israelietische Hoofdsynagoge te Nijmegen, op primo Dec.”

Bodding leverde veel en vaak bijdragen in de vorm van schaakproblemen en schaakpartijen uit binnen- en buitenland aan Sissa, het schaaktijdschrift van Willem Verbeek; waarschijnlijk daarom genoot hij enige landelijke bekendheid. Toen het “Weekblad voor de Israëlieten” op 12 november 1858 verslag deed van de in augustus van dat jaar in Nijmegen gehouden schaakwedstrijd, werd Bodding uitvoerig lof toegezongen: “Vergunne men ons, in steê van vele verdienstelijke namen, dien eenige te noemen, dien eenige, van wiens onvermoeibare volharding, niet te evenaren nauwkeurigheid en (in waarheid) schier onvergetelijken ijver binnen- en buitenland als om strijd weten te getuigen. Wien anders kunnen wij hier op het oog hebben, Lezer, dan het waardige mede-eerelid van een Anderssen, den vurigen vereerder van Morphys schaaktalenten, architraaf van ons Sissa, in één woord, den heer L.J. Bodding.” Hoogdravende woorden van een echte schaakliefhebber, dat mag duidelijk zijn. Voor een goed begrip: een architraaf is een dragende balk en Sissa was – behalve de naam van Verbeeks schaaktijdschrift – ook de naam van een mythische brahmaan die symbool heeft gestaan voor (de voorloper/oorsprong van) het schaken.

Die andere sterke Nijmeegse schaker uit het midden van de 19e eeuw, dr. A.W. (Arnoldus) van Roggen, was een veelzijdig man. Hij was een vooraanstaand lid van de protestantse elite van de stad (Nederduitsch Hervormd), had medicijnen gestudeerd en was in die tak van sport zelfs gepromoveerd, vandaar zijn dokterstitel. Doch in alle archieven staat hij te boek als koopman of expediteur. Hij had een rijke vrouw aan de haak geslagen en woonde in een mooi pand aan/in het Kronenburgergasje. In het derde kwart van de 19e eeuw zat hij in de gemeenteraad en was hij bovendien wethouder. Van Roggen behoorde bij de elf leden die in 1848 SMB hebben opgericht en was al direct penningmeester van de club. Volgens het Edo-systeem – waarbij met terugwerkende kracht de ELO-speelsterkte van schakers kan worden bijgehouden – had hij een rating van 2050 en was hij waarschijnlijk de sterkste Nijmeegse schaker. In het schaaktoernooi van 1858 eindigde dr. Van Roggen van alle Nijmegenaren in ieder geval als hoogste, op de derde plaats. Maar daarover meer een volgende keer.

Tot slot van deze aflevering een schaakprobleem zoals L.J. Bodding dat plaatste in Sissa (jaargang 1854):

Zwart aan zet en wit geeft mat in negen zetten.

[NB: ikzelf ben niet zo goed in dit soort puzzels; hier mogen de echte puzzelliefhebbers van de club hun tanden op stuk bijten.]

In een volgende aflevering van dit feuilleton gaan we verder met het schaaktoernooi van 1858 en de Nijmeegse schakers uit die lang vervlogen tijd. In die aflevering onder meer een echte ijzervreter: generaal Hulst.

De eerste aflevering van dit feuilleton vindt u HIER.

Share

1 reactie

  1. Peter van der Doef schreef:

    Geweldig weer Jaap, kan Nijmegen misschien worden genomineerd als oudste schaakstad van Nederland?

Geef een reactie