Uit de oude Nijmeegse schaakdoos (1)
Het schaakleven in Nijmegen heeft een lange en kleurrijke geschiedenis. Met name in het midden van de 19e eeuw kende de Keizer Karelstad een opmerkelijk bloeiend schaakleven. Dit is het eerste deel van een serie artikelen over de romantische beginjaren van het schaken alhier.
Opmerkelijk: het eerste landelijke schaaktoernooi in Nederland waar veel over bewaard is gebleven, is gehouden in… Nijmegen. In 1858, 165 jaar geleden dus, streden 24 heren – ja, het waren toen alleen heren, echte heren – uit heel Nederland om de pot met prijzen. Er waren twee keer zoveel deelnemers aan het toernooi, maar de helft deed niet mee voor de hoofdprijs. Deelnemers, uitslagen, partijen, verslag: bijna alles is bewaard gebleven en met een beetje zoeken te vinden op internet.
Schaken stond in het midden van de 19e eeuw in Nederland eigenlijk nog behoorlijk in de kinderschoenen. Het werd nog niet gezien als sport, vaste regels waren er nog niet en er werd gespeeld zonder klok. Maar mondjesmaat waren her en der in het land al een aantal schaakverenigingen opgericht. Dat Nijmegen was uitverkoren voor een eerste landelijke toernooi kwam omdat er hier toen reeds een bloeiend schaakleven was. Tien jaar eerder, in 1848, was de ‘Herenvereniging’ Strijdt met Beleid (SMB) opgericht. Maar Nijmegen was ook uitgekozen voor het landelijke toernooi omdat de stad goed bereikbaar was per postkoets, diligence of stoomboot.
Peperneuten
In Sissa, het in 1847 opgerichte “Maandschrift voor het Schaakspel”, was eind 1857 een discussie gestart over plaats en duur van een dergelijke nieuwigheid, een echt landelijk “tornooi”. Hoe lang moest zo’n “schaakstryd” duren? Twee dagen zou te kort zijn, maar “acht dagen is te lang voor iemand die affaires, patienten en wat dies meer zij, omhanden heeft. Daarenboven vereischt een lang verblijf vele onkosten! … Dit laatste moge in Amerika, waar men met dollars speelt even als onze kinderen met peperneuten, geen bezwaar opleveren, bij ons te lande verdient het wel degelijk in aanmerking te komen”. Uiteindelijk werd besloten dat het toernooi vier dagen zou duren, van 23 tot en met 27 augustus 1858.
Toen Nijmegen eenmaal was uitgekozen voor deze eerste landelijke “schaakkamp”, plaatste Sissa ook de adressen van goede logementen in de stad:
• Plaats Roijaal. Ridderstraat bij RUPS, voor logies en dejeuné ƒ 1,50.- Diné aan de table d’ hôte ƒ 1,00.
• In de Zalm. Groote Straat bij KOPPEL. Diné ƒ 1,00. Logement en dejeuné ƒ 1,20 maar blijft men niet dinéren ƒ 1,50.
• Logement Rotterdam, wed. ARIENS. Priemstraat. Logement en ontbijt ƒ 1,50. Diné ƒ 1,25.
• In het lokaal waar het tournooi zal gehouden worden, zal in een nevenzaal open tafel gehouden worden tegen ƒ 1,00 per couvert, zoodat ook, des verkiezende, al de deelnemers aan den wedstrijd dáár vriendschappelijk bijeen kunnen zijn.
Dat zijn nog eens schappelijke prijzen, kom daar vandaag de dag maar eens om. De latere winnaar van het toernooi, Thomas Werndly, was een van de deelnemers van buiten Nijmegen. Hij publiceerde begin 1859 een 32 pagina’s tellend “Herinneringsblad aan den schaakwedstrijd gehouden te Nijmegen”. Daarin verhaalt hij dat de stad reeds een dag tevoren feestelijk versierd was voor deze bijzondere gelegenheid: “(…) ’s anderen daags dreef ’t ongeduld vroegtijdig reeds tot een voorloopige verkenning van het Tornooi-terrein. Bij de toenmalige omwandeling door de stad zagen we het feestelijk dundoek wapperen van menig gebouw, ook van de torentransen – gelijk dan ook de Burgemeester der stad, door een bezoek aan ’t strijdperk, nader nog blijk gaf van vereerende belangstelling.” Die burgemeester was dhr. Bijleveld – inderdaad, van de latere Bijleveldsingel – en de vele feestelijke vlaggen in de stad zijn ook waargenomen door journalisten die over de opmerkelijke schaakwedstrijd in de couranten hebben bericht.
Werndly prijst vervolgens de “menigvuldige staaltjens van onvermoeid voorzorgen van de zijde der Nymegenaren” en het “ruime, fraaie lokaal, smaakvol met de nationale driekleur vercierd”, plus de “keurige, voorbeeldloos-keurige schaakbenodigdheden” die daar aanwezig waren. Het speellokaal bevond zich in de toenmalige Stadsschouwburg ‘Lokaal tot Nut en Genoegen’, in 1839 gebouwd onder leiding van de twee jaar eerder benoemde gemeentearchitect Pierre van der Kemp. Dat moet een merkwaardige schouwburg zijn geweest, als we de verhalen mogen geloven, zeker voor de toneelspelers, want de architect was bij het ontwerp van de schouwburg de kleedkamers voor de spelers helemaal vergeten. Tot 1907 schminkten en kleedden zij zich om in deze schouwburg in hokken onder het toneel. Het gebouw, aan de Burchtstraat, is al vóór de Tweede Wereldoorlog weer afgebroken, omdat het een ernstige hindernis was voor het steeds drukkere verkeer. Maar in 1858 is er wel lekker geschaakt.
Schaakslakkenstijl
Maandag 23 augustus om 10.00 uur in de ochtend wordt het toernooi geopend door de initiatiefnemer van het toernooi en tevens wedstrijdleider, dhr. W.J.L. (Willem) Verbeek, platlandicus (zoek dat maar eens op internet op 😊) in Wijk bij Duurstede. Er waren 47 schakers aanwezig, 24 van hen streden om de hoofdprijzen. Willem Verbeek was niet alleen hoofdredacteur van het eerder genoemde tijdschrift Sissa en “hoofdleider” van het toernooi, maar had ook zo zijn eigen opvattingen over hoe er geschaakt moest worden. Die ventileerde hij in zijn openingstoespraak. We citeren opnieuw Thomas Werndly: “Tegen de schaakslakkenstijl heeft de heer Verbeek te recht gewaarschuwd, maar zijn aanprijzing van ’t gambietspelen scheen den meesten mededingers bedenkelijk toe. De Evans-gambiet toch blijkt toch meer en meer onvoldoende, de Schottsche is weinig anders dan de Giuoco Piano, de Dame-gambiet is al te flegmatiek-edelmoedig, de Paard-gambiet belooft geen voordeel en kan, ontdoken vooral, gevaarlijk worden, en eindelijk de Raadsheer-gambiet, een zeker uiterst troostrijk spel, is onbeschrijfelijk moeielijk te omvademen in zijn omvang, te peilen in geheel zijn diepte. Er zijn afgronden, waarbij de geest gevaar loopt door duizeling te worden bevangen, en op een Tornooi waagt men zich meer dan ooit ongaarne aan zulk een gevaar. Om goede redenen uit den aard der zake!”
Dat de schakende heren de woorden van hoofdleider Verbeek hebben onderschreven, blijkt bijvoorbeeld uit deze tijdens het toernooi gespeelde partij van Majoor B. Spoelstra (uit Vlissingen) tegen de Goudse schaker Christiaan Messemaker. Een partij vol met afgronden, met een troostrijk Raadsheergambiet en niet gehinderd door eene schaakslakkenstijl. Nou ja, volgens de toenmalige normen in ieder geval.
Wit: Bernardus Spoelstra
Zwart: Christiaan Messemaker
Nijmegen, 22 augustus 1858
In de volgende afleveringen van dit feuilleton meer over dit opmerkelijke landelijke schaaktoernooi uit 1858 en het rijke Nijmeegse schaakleven in het midden van de negentiende eeuw. Wordt dus vervolgd.
Heerlijk dit. Dank, Jaap! Interessant om ook die oude spellingen te zien. De opmerkelijkste vond ik: “vercierd”. Ik kan niet wachten op deel 2.
Heerlijk gebackje bij de koffie Jaap, dank!
Mooi artikel Jaap! Leuk om te lezen dat er toen ook al discussies waren over de correctheid van het Evans-gambiet. In het UVS-online-thema-toernooi vonden de deelnemers het prima speelbaar voor zowel wit als zwart!
Deh heije goeuit geseit, Jaap