UVS 1: punt gered of weggegeven?

Na m’n maandagse interne partij raak ik aan de bar in gesprek met Dennis Breuker. Hij vertelt me dat hij zaterdag vervangend teamleider is van het tweede en dat hij misschien nog een invaller nodig heeft, maar dat hij dat pas vrijdag weet. ‘Zet mij maar op stand-by,’ zei ik.

Dinsdag, woensdag en donderdag gingen voorbij en vrijdag had ik mezelf overtuigd en mentaal voorbereid: ik mag zaterdag schaken.
Of nee toch niet.

Want die middag krijg ik een mailtje van Dennis: je bent niet meer nodig.
Of nee toch niet.

Want nog diezelfde avond was ik wel weer nodig.
Of nee toch niet.

Jawel.
Maar nu in het eerste. Om een gratis puntje te pakken.

Hoe verging het de rest van het team? Ik grapte dat we ondanks die vroege voorsprong alsnog met 1-9 konden verliezen. Dat zou wel erg sneu zijn, maar als Hamoun en Roy niet binnen het uur aanwezig zouden zijn stond het reglementair 1-2! Gelukkig kwamen beide heren ruim binnen de marge binnen en hadden we een wedstrijd. En mijn doemscenario was ook van de baan toen Olav snel een halfje pakte:

De stand werd gelijkgetrokken door de tegenstander van Hamoun, die na zijn verlate aankomst pijlsnel een in mijn ogen absurde opening op het bord zette, die echter volgens Hamoun al eens eerder was gespeeld door ‘ene meneer Carlsen’. Ik heb de eerste achttien zetten voor u kunnen reconstrueren.

Anderhalf anderhalf, de wedstrijd was aan. Tegen wie speelden we eigenlijk? Voorschoten 1. Voorschoten? Dat ligt toch ergens bij Den Haag in de buurt? Wat doet tweevoudig UVS-clubkampioen Noud Lentjes dan in dat team? En Mees van Osch, die speelde in mijn jeugd toch bij De Toren Arnhem? En Rosa Ratsma, heb ik die naam niet ooit gelezen in Schaakmagazine? Klopt, een groot interview in het afgelopen decembernummer. Ze werd onder andere derde bij het NK Vrouwen in 2018 en tweede in 2019. En dit waren er nog maar drie van de negen namen. Ik voorzag een lange, zware middag…

Jaap bracht ons met bruut geweld weer op voorsprong.

Een genot om naar te kijken, zo’n aanval over de damevleugel, maar dat gold al helemaal voor de partij van Jan. Zijn winst op de clubkampioen van 2017 en ’18 vond ik de mooiste partij die ik die middag gezien heb.

Drieënhalf tegen anderhalf. Het zag er goed uit. Maar Voorschoten liet niet zo makkelijk over zich heen lopen. Tegen de klok van half vier deden ze wat terug, ten koste van Jasper. Van zijn partij heb ik alleen maar enkele korte aantekeningen.

De opening bestond uit een scherpe Fransoos, met een vroege b7-b5 van zwarte kant. De voorbode van een hevige pionnenrush op de damevleugel. Wit (Jasper) reageerde in mijn ogen niet agressief genoeg op de koningsvleugel, door Pf3 te spelen vóór f2-f4.
Uiteindelijk kreeg wit alsnog f4 erdoorheen, maar tegenspel was moeilijk te vinden, maar gelukkig kon Jasper dames ruilen en kon de zwarte pionnenlawine worden gestuit. Misschien waren mijn zorgen onterecht?
Helaas niet. Een aantekening op de achterkant van mijn verder nauwelijks gebuikte notatieformulier zegt: “Bord 2, 14:52: Moeilijk, moeilijk, moeilijk. 2T + 3 stukken p.p.” Blijkbaar gebeurde er daarna meteen iets groots in de partij, want vlak daarachter staat gekrabbeld: “Kwal vs. twee pionnen.”
Die kwal was blijkbaar voor wit, want om 15:19 noteerde ik: “Jasper kwal voor, maar de beste kansen zijn voor zwart.”
En om 15:27: “Jasper verloren. 3½-2½.”
Overigens valt er in het Voorschotener verslag het volgende te lezen over deze partij: “De UVS’er had één zet waarmee hij aan alle fratsen een einde kon maken, maar die speelde hij niet.” Oeps. Is hier een (match)puntje weggegeven?

Voorschoten had de smaak te pakken en trok een kwartiertje later de stand gelijk. Het slachtoffer was mede-invaller Roy. Hij geeft een schriftelijke reactie:

Met wit, tegen Kedem Gutkind, pakte ik de opening handig aan en ik had een klein voordeeltje. Echter was het daarna lastig om de meest nauwkeurige zetten te vinden en dus vervlakte de stelling. De partij was in evenwicht maar was wel erg spannend. De zwarte koning stond onveiliger dus ik schatte in dat hij eerder een fout zou maken dan ik. Dit was niet zo: ik ging de mist in, verloor enkele pionnen en het eindspel was kansloos. Gewoon overspeeld eigenlijk, mooi gedaan door Kedem.

Nog drie partijen bezig, namelijk Joost, Anton en Guido op de drie zwartborden 1, 3 en 7. Hieruit moesten dus minimaal 2 punten worden gescoord, voor de broodnodige 2 punten in de poule. Guido was als eerste klaar, tegen Rosa Ratsma. Volgens mijn aantekeningen speelden ze Spaans en kenden beide spelers de theorie zeer goed. Om 13:45 schreef ik: “Moeilijke stelling voor beide kanten.” Lekker veelzeggend, Simon…
Gelukkig was mijn notitie van 15:19 inhoudelijker: “Guido lijkt beter te staan (wits toren op a1 doet niet mee), maar schijn bedriegt: wit dreigt een heel smerig aftrekschaak.”
Iets na vieren zat Guido in een pionneneindspel. “Zou rem. moeten zijn.”, pende ik neer. Ik zag een kans voor de zwarte koning om naar voren te lopen, maar dat zou eindigen in een wedren. Altijd lastig om voor zo’n variant te gaan, want als je er eenmaal voor gaat is er geen weg terug, en één rekenfoutje en het is over voor de verkeerde kant. Guido koos eieren voor zijn geld, hield oppositie, daarmee de witte koning af en dus remise.
Rosa zei achteraf dat zij zag dat zwart in die bewuste line na promotie van beide kanten beter zou staan. Was hier meer mogelijk geweest?

Joost speelde aan het kopbord tegen Midas Ratsma, de broer van. Aan het eind van de middag schatte ik het eindspel met ongelijke lopers op remise. Hij ook.

4½ gelijk. Anton zat als laatste tegen een Engelse schuifvariant te, tsja, schuiven. Veel pionzetten en weinig spel op de vijandelijke helft. Niet een partij waar spelers als Tal en Van Dijk wakker van worden. Antons commentaar komt op hetzelfde neer:

Ik stond de gehele partij onder lichte druk. Mijn tegenstander vermeed de wat scherpere voortzettingen en beperkte zich tot de meer veilige winstpogingen, zodat ik zijn initiatief kon neutraliseren. In een eindspel met voor mij goed paard tegen matige loper meende ik vanwege een kwetsbare g-pion en wat zwakke velden nog secuur te moeten spelen, maar Fritz blaast mijn hallucinaties met zijn siliconenspinsels weg: zo’n beetje alles houdt remise. Geen fragment derhalve!

Zo bleef er één matchpunt in Nijmegen achter en geen twee. Nu we weten hoe de wedstrijd is verlopen, kunnen we de titelvraag beantwoorden: nee. Want achteraf bezien was dit gelijkspel helemaal niet zo verwonderlijk.
Als je mijn schamele 1639 namelijk niet mee zou tellen (de enige <2000 van alle negentien spelers), dan hadden beide teams een gemiddelde rating van 2191. Verzacht die wetenschap de wetenschap dat de winst binnen handbereik lag? Niet helemaal. Maar een punt is een punt en ik heb toch op zaterdag kunnen schaken. Waar zo'n gesprekje aan de bar niet allemaal toe kan leiden…

(Zie voor het verslag van Voorschoten https://www.svvoorschoten.nl/.)

Share

Geef een reactie