Van recht en gebruik (3)

Spelen tegen blinde spelers is lastig. Je moet de zetten hardop uitspreken en de zetten van je tegenstander uitvoeren op je eigen bord. Dat komt je concentratie niet ten goede en kan soms leiden tot verrassende onregelmatigheden. Tijdens de wedstrijd SMB 3 – UVS 4 (16 januari) speelde de blinde tegenstander van teamleider Thei van Laanen de zet Le2-f3. Thei noteerde Lf3, maar voerde op zijn eigen bord abusievelijk de zet Lf4-g3 uit voor zijn tegenstander. Een geval van schaakdyslexie. De partij ging verder en enkele zetten later nam zijn tegenstander een stuk, waarna Thei meende een mat in twee te hebben, beginnend met de zet Dxe2+. Zijn verbazing was groot toen zijn tegenstander meldde dat er helemaal geen loper op e2 stond. De fout was snel gevonden, hij had de juiste zet opgeschreven maar de verkeerde zet uitgevoerd. De dienstdoende wedstrijdleider betoogde dat niemand zelf een onreglementaire zet had gedaan en dat er dus moest worden verder gespeeld in de ontstane stelling. Omdat Thei inmiddels een stuk achterstond, gaf hij op. Die nederlaag bleek doorslaggevend bij de einduitslag van 5-3 voor SMB. Ik had mijn twijfels over de gang van zaken. Onze speler had tenslotte zetten gedaan in een foutieve stelling, wat de reden was dat hij een stuk achter kwam.

Was deze gang van zaken correct? Het lijkt erop dat het antwoord ja is. SMB kon geen versie van de regels produceren., laten we die er dus maar eens bij pakken. In artikel 9 van de Regels voor het schaken met blinde en visueel gehandicapte spelers van de FIDE lezen we:

9.
Als er gedurende een partij twee verschillende stellingen ontstaan op de twee schaakborden, moet dit worden gecorrigeerd met behulp van de arbiter en door het raadplegen van de partijnotaties van beide spelers. Als de twee partijnotaties met elkaar overeenkomen, moet de speler die de juiste zet heeft opgeschreven maar de verkeerde heeft gedaan, zijn stelling weer in overeenstemming brengen met de zet die op de partijnotaties staat vermeld. Wanneer dergelijke verschillen voorkomen en ook de twee partijnotaties blijken te verschillen, moeten de zetten worden teruggenomen tot op het punt waar de twee notaties overeenkomen en een arbiter moet de schaakklok dienovereenkomstig bijstellen.

Kennelijk wordt er een onderscheid gemaakt tussen een onjuiste stelling bij een correcte notatie en een onjuiste stelling bij een incorrecte notatie. In het eerste geval (dat we hier bij de hand hebben) moet de speler zijn stelling in overeenstemming brengen met de notatie. Geen woord over het moment waarop de onjuistheid wordt geconstateerd. Als de zet ook verkeerd is genoteerd, moeten de nadien gedane zetten worden teruggenomen. Geen idee wat de achterliggende gedachte is geweest bij het maken van dit onderscheid. Mogelijk vond men dat bij een onjuiste zet én notatie de zet waarschijnlijk slecht verstaanbaar is doorgegeven en dat de situatie beide spelers kan worden verweten. De ziende speler had de juistheid van de zet tenslotte kunnen controleren op het kleine blindenbord. Wie het weet, mag het zeggen.

Share

Geef een reactie