Poep-schaak

Mijn vader was een verschrikkelijk fatsoensmens, “Savoir vivre” was zijn motto en dat betekende dat je je moest houden aan allerlei extreme regels, bij het eten, bij contact met mensen enz. enz. In feite betekende dat ook dat we op geen enkele manier aan poep, pies of seks mochten denken. Hij nam ons op een dag mee naar een museum, waar je misvormde foetussen kon zien, ongeboren mismaakte mensjes met twee hoofden, korte beentjes of armen, met zweren, puisten en andere weerzinwekkende dingen. “Kijk”, zei hij dan enthousiast, “hier zien we dingen, die kunnen gebeuren als je seks hebt”. “Vieze” woorden: daar had hij ook een ongelofelijke hekel aan. “Poep” was uit den boze. “Bil” mochten we niet zeggen: mensen van niveau praten niet over “bil”, maar over “bibs”. Wij kinderen waren dan creatief in het vormen van nieuwe woorden,zoals “bibsjart, bibsjet en bibsjoen.

Heel anders ging het toen bij kinderen op school: als het ging over scheten e.d. , dan was dat hoog hilarisch. En als er een scheet gelaten werd, dan liep de hele klas met de neus dichtgeknepen rond, niet vanwege de stank, maar omdat het zo leuk was. En wie kent niet de opwinding van een broodje poep? Kortom: de magische geur van het poep-en-scheet imperium was alom. Ik had dat soort kindervrijheden liever dan die vreemde gedachtenconstructies van mijn pa.

Blijkbaar is dat nu, ongeveer 65 jaar later, nog steeds zo bij de kinderen. Eén van mijn kleinkinderen, een jongetje dat zich regelmatig beestachtig gedraagt, vindt mij niet altijd zo aardig, omdat ik hem vrij consequent tot de orde roep. Op een dag liet ik het woordje “poep” vallen i.v.m. met de luier van een baby: akelig stinkende poep dus. De jongen klaarde helemaal op en kwam ontspannen en vriendschappelijk bij mij zitten en lachte. “Opa, laat eens een scheet” zei hij. Op dat moment was ik de liefste Opa van de wereld. Hoewel volwassenen zich op dit gebied vrij stil houden, heb ik de indruk dat heel wat volwassenen wat dat betreft nog graag een beetje kind willen zijn.

Maar er gebeurde dit jaar in de zomer iets heel vreemds. Ik wilde eens kijken wat er zo te doen was, als je als jeugdbegeleider bij de jonge UVS’ertjes mee zou doen. Eén van de jongeren kwam naar mij toe en vroeg: “mijnheer, wil je een partijtje poep-schaak met mij doen?” Ik was verbaasd en dacht dat hij een grap maakte en verwachtte gelach, domme kreten, of zoiets. Niets daarvan! Hij keek me vragend aan en zei heel serieus dat het een leuk spel was: ”poep-schaak”! Nadat hij het had uitgelegd, heb ik met plezier een aantal partijtjes poep-schaak gedaan.

Mijn rating (spreek uit: “reetding”) op dit gebied is echter niet hoog. Ik probeer me te herinneren hoe het spel was. Iedere partij start met één paard. Op elk veld waarop het paard komt, laat hij een drol vallen en die drol blijft op dat veldje liggen als het paard naar een ander veld gaat, waar hij opnieuw een drol laat vallen enz.: vandaar “poep-schaak”. Wij werkten, i.p.v. met drollen, met kleine platte schijfjes, die je dus op een veldje legde waar het paard geweest was. Ieder speelt om beurten. De paarden mogen elkaar niet slaan en je mag je paard niet zetten op een veldje waar een drol ligt. Naarmate het spel vordert komt het bord steeds voller met drollen te liggen, zodat de paarden steeds minder bewegingsvrijheid hebben. Diegene die voor het eerst geen veldje meer heeft om te zetten heeft verloren.

Share

3 reacties

  1. Peter van der Doef schreef:

    Drôle, Klaus!!

  2. Klaus Wüstefeld schreef:

    Peter, wat een geniaal Frans woord !
    Vooruit dan maar: dan ik ook maar in het Frans, een waarschuwing voor allen, die zich aan poepschaak gaan wagen: “n’escaliez pas dans cet’ espérance, car elle est semaine “

  3. Peter van der Doef schreef:

    Ah monsieur Klaus, mes compliments, ça c’est vraiment plus que drôle!! Ça donne courage au citoyen.

Geef een reactie