Van oude mensen, de dingen die voorbijgaan

Net als vorig jaar kwam een verzoek voorbij of ik verslag wilde doen van mijn bekerwinst. Opnieuw heb ik schaaktechnisch gezien niet veel om over te schrijven. Tegen verwachting kende mijn weg naar de cup met de grote oren (dat verbeeld ik me er althans bij; ik heb de beker nog nooit mogen aanschouwen, dus kan ik mijn fantasieën uitleven) weinig tot geen lastige obstakels. ‘Smooth sailing’ zouden de Engelsen het noemen. En dat terwijl dit jaar Lukas van der Linden, Luuk Peters en Dennis Arts meededen. Om uiteenlopende redenen trof ik echter alleen Luuk tegenover me toen ik al een punt voorsprong had. De enige remise op mijn parcours was het gevolg. Applaus verdien ik niet echt, omdat het ratingverschil met de andere tegenstanders dermate groot was dat ieder verloren halfje een verrassing geweest zou zijn.

Vorig jaar koos ik daarom voor een thema dat me het meest bijgebleven was: hoe te spelen wanneer er sprake is van een groot ratingverschil. Wat kenmerkte deze bekercompetitie voor mij? Dit jaar was de gemiddelde leeftijd van mijn tegenstanders zo hoog dat ik me bijna een jonge god ging wanen. Christ Verstegen wees me er echter fijntjes op dat de vergankelijkheid ook mij niet onberoerd laat. We bleken namelijk 24 jaar geleden al eens tegen elkaar gespeeld te hebben (ik moet dus 11, 12 jaar oud geweest zijn) en de partij zou zelfs nog in de database te vinden zijn. Het was tijdens een weekendtoernooi in Den Bosch. Ik achterhaalde dat ook Anton van Rijn daar acte de presence gegeven heeft. Je kunt er lacherig over doen dat al deze non-partijen ingevoerd zijn (vermoedelijk door de onvermoeibare mister HMC René Olthof), maar 24 jaar later kun je ze nog wel in een stukje verwerken.

De titel van dit stukje heeft dus geen betrekking op mijn tegenstanders, maar op mezelf. Ik dacht door de opmerking van Christ en onze hervonden lang vervlogen partij terug aan mijn jeugdjaren als schaker. Ik heb nooit de drive gevoeld om op schaakgebied te investeren in mijn talent. Uren besteden aan openingstheorie leek me een verspilling van de jeugd. Ik mijmerde of ik een kans in het leven gemist heb of dat het goed is dat dingen zo gelopen zijn. Eén ding is zeker: de kans om het maximale uit mijn schaakpotentie te halen is voorbijgegaan en komt nooit meer terug. Ik zal vast niet de enige zijn. Maar ik geniet nu van het spelletje en van de naborrel met mijn tegenstanders bij UVS. Maar zeker ook van de partijen tegen oude, markante persoonlijkheden als Christ en Klaus.

Allereerst een korte terugblik op de partij uit 1992 die ik tegen Christ speelde.
Paul Span – Christ Verstegen, Den Bosch 1992

En dan de partij die we in de beker tegen elkaar speelden.
Christ Verstegen – Paul Span, Nijmegen 2016

Ik stel voor dat we over 24 jaar weer eens tegen elkaar spelen, Christ!

Share

Geef een reactie