Gib mal Schach…

Meestal treur ik om mijn partijen. Ze zijn saai of slecht. Maar al te vaak verlang ik naar de bar zodat ik kan gaan doen waar ik beter in ben: wijn drinken. Dan treur ik niet meer lang.
Laatst was er echter een avond waarop er een einde leek te zijn gekomen aan het gepruts. Het leuke is dan dat iedereen, ook de kanonnen van de club, gaat meekijken of het allemaal wel deugt. Tegen Andreas Kreienbühl ontstond na een Grünfeld waarin ik als zwartspeler twee pionnen offerde voor activiteit – Anton van R. merkte op dat Fritz dit waarschijnlijk nooit had goedgekeurd en omdat mijn vader ook Fritz heette, niet om Anton, was ik geneigd zijn opmerking toch maar ootmoedig te accepteren – de volgende stelling:



Wit biedt dameruil aan. Logisch, zou je zo zeggen, want als zwart erop ingaat, lijkt de zaak door de pionnenmassa’s op de damevleugel beklonken. Op die pionnenmassa’s was Antons inzicht in het oordeelsvermogen van Fritz natuurlijk gebaseerd. Hoe het ook zij, ik dacht lang na, vroeg me af of mijn compensatie niet vervlogen was en besloot toen dat een soort Topalovje uitkomst moest bieden. Je kunt natuurlijk discussiëren over wat een Topalovje is, maar de meest geaccepteerde definitie is toch dat het gaat om een kwaliteitsoffer met hoogst onduidelijke verwikkelingen. In die zin was het dus helemaal geen Topalovje, althans niet in mijn geest, want ik dacht dat het kwaliteitsoffer dat ik ging uitvoeren onmiddellijk zou winnen. Het was dus, anders gezegd, geen dapper offer, maar gewoon een plat offer, hetgeen weer allerlei vragen oproept over wat nu een ‘echt’ offer is en een schijnoffer, maar ik dwaal af …

 

Vanuit de diagramstelling volgde in ieder geval: 27) …, Dxf4; 28) Pd1. In de analyse boven suggereerde één van de andere aanwezigen, Thomas W, die mij twee weken eerder nog een flinke oorwassing had gegeven, dat ik in deze stelling de toren op f1 zou moeten pennen met het verrassende 28) …, Te1, maar na 29) Pf2 zie ik niet hoe wit verder moet komen, want 29) …, Ld6 (met matdreiging op h2) werkt niet echt na 30) Tfxe1, een zet die een essentieel vluchtgaatje creëert voor de koning en ook nog eens materiaal oplevert. Bovendien miskende Thomas dat ik in mijn hoofd een soort schijn-Topalovje had en dus speelde ik zonder dralen wat ik van plan was te spelen: 28) … Dxd4. Materieel staat het weer gelijk, maar dat geldt slechts even. Eerst geeft wit nog schaak en in dat schaakje schuilt, zoals we straks zullen zien, heel wat kosmische onrust: 29) Dg5+, Lg7. De kwal gaat er nu onherroepelijk af: 30) Pxe3; Txe3.


Zwart dreigt nu van alles: bijvoorbeeld 31) …, Th3 of 31) …, Td1, in beide gevallen met dood en verderf. Er lijken echter opties te zijn voor wit, want wat moet zwart doen als de witte koning van de diagonaal g1-a7 afstapt? Let maar eens op: 31) Kh1, Te5!; 32) Dh4 en nu zijn er twee mogelijkheden voor zwart: a- 32) …, Dc5! en er is geen redelijke verdediging meer tegen 33) …, Th4; b- 32) … g3!!; 33) Dxd4, Th5+ (en eigenlijk verdient deze Bilderbuchstellung ook een diagram, ware het niet dat wit ook kan besluiten de dame niet te nemen en op een meer prozaïsche manier te sterven …). Een andere mogelijkheid dan 31) Kh1 is 31) Dd5, maar dan wint zwart met 31) …, Te6; 32) Dxd4; Lxe4+ en ook hier kunnen de stukken in de doos. Anton van R. vloekte: “Het lijkt nog te kloppen ook!” Tjapko, die mij door dik en dun deze avond verdedigde, zei daarop dat hij dat al steeds had beweerd. Mijn tegenstander Andreas zei dat hij de laatste tijd niet in vorm was. Thomas W. wendde zich af om zich te verkneukelen in de partij van twee weken geleden waar ik het hier verder niet over wil hebben. Tja, ik moest de partij tegen Andreas maar op de website zetten, zeiden de heren.

analyse: 32… g3!


Natuurlijk kwamen al deze varianten niet op het bord. Schaken is vooral een virtueel spel. Wat kwam wel op het bord? Andreas speelde, vanuit diagram 2, à tempo: 31) Dh4, misschien in de hoop op 31) …, Th3+; 32) Df2 en zwart heeft alles verkloot. Dit keer was ik bij de les, dacht ik niet aan de maandagavondwijn en speelde het toch wel aardige, zij het vrij platvloerse 31) …Te1+ en zwart gaf het op.

Er is een oud devies in het schaken: “Gib mal Schach, es könnte Matt sein!” Als ik vlugger met Ruud van der Spoel, dan debiteren wij de uitspraak volgaarne, vooral om te laten zien dat het schaak van de tegenstrever een armzalige nietigheid is. Ik ben er niet zeker van, maar iets in mijn hoofd zegt dat de uitspraak teruggaat op de Oostenrijkse grootmeester Carl Schlechter (1874-1918), een schaakgenie dat remise het hoogste doel van het spel vond en dat alleen daarom al onze grootste bewondering en respect verdient, want ik houd van de remisemogelijkheid in schaken. Voor de zekerheid vertaal ik (want je weet het maar nooit met het Duits van de Nijmegenaren tegenwoordig): “Geef eens schaak, want misschien is het mat!” Zoiets moet Andreas ook gedacht hebben toen hij zonder al te veel tijd te verprutsen 29) Dg5+ uitvoerde. Misschien dacht hij het zelf niet, maar zijn lichaam. Waarom hebben wij, gewone stervelingen, toch zo vaak de neiging schaakjes te geven, ook als ze inderdaad irrelevant en nietig zijn? Is het ressentiment jegens de winnaar? Pure wraakzucht? Was het schaak op g5 inderdaad een ‘schaak der wrake’? Een machteloze geste?

Diepe schaakfilosofische vragen doemen op, maar zeker lijkt dat het schaak een beroerde zet is. Na bijvoorbeeld 29) Dd5 in plaats van 29) Dg5+ is de situatie minder rooskleurig voor zwart, omdat wit op f7 dreigt te nemen. Er kan bijvoorbeeld volgen: 29) … Da7; 30) c5, Lxc5 met een stelling die ik – maar ik ben geen Fritz – hoogst onduidelijk vind.

Het was dus toch een echt topalovje op mijn 28e zet.

Share

2 reacties

  1. Jan van de Westelaken schreef:

    Toch heeft het er alle schijn van dat Thomas gelijk had. Mijn Houdini 3-engine (x64) speelt onmiddellijk 28…Te1! en vervolgt met 29.Pf2 g3! 30.Db2 T8e2 31.Dxe2 Txe2 etc.

    Overigens zal het niet verbazen dat ik altijd enige bewondering heb gekoesterd voor de onvolprezen en bij het bredere schakerspubliek relatief onbekende Oostenrijkse grootmeester Carl Schlechter. Opmerkelijk is wel – zoals Hans Ree ooit is nagegaan – dat deze meester van het equilibrium in zijn toernooipartijen niet vaker remise heeft gespeeld dan Tal, een aanvalsspeler pur sang.

  2. Maarten van Rooij schreef:

    Mooi Topalovje René. Ik was al overtuigd na de eerste zin: ‘Meestal treur ik om mijn partijen’. Fijn ook om een nieuw woord te hebben voor mooie stellingen: een Bilderbuchstelling!

Geef een reactie